Hen

Wanneer hennen 4 tot 5 maanden oud zijn, kunnen ze eieren leggen. Het maximaal aantal eieren dat een hen kan leggen is gelijk aan het aantal eicellen dat bij de geboorte in de eierstok zit. De hen heeft, in tegenstelling tot de meeste dieren, één werkende eierstok - de linker - die is gelegen in de lichaamsholte vlakbij de ruggengraat. Wanneer de hen voor de eerste keer een ei moet leggen, worden kam en lellen wat roder van kleur. Vaak gaat de hen geluiden maken die doen denken aan binnensmonds mompelen.

Na het eerste legseizoen gaat de hen in de rui. Daarna begint het tweede legseizoen. In dit seizoen legt de hen minder eieren dan in het eerste. In het tweede seizoen is de gemiddelde massa van een ei wel groter, wat met zich meebrengt dat het totale gewicht aan gelegde eieren ongeveer constant blijft. De hen legt in het tweede seizoen dus wat grotere eieren. Na het tweede seizoen gaat de hen weer in de rui. Na ongeveer 4 jaar gaat het aantal gelegde eieren achteruit en krijgt het een meer sporadisch karakter.

De eierproductie is afhankelijk van het aantal uren licht per dag. Omdat in de winter de dagen korter zijn, zal de eierproductie dan wat omlaag gaan. Met behulp van kunstmatige verlichting kan de eierproductie in deze periode opgevoerd worden. De hen is dan sneller door haar eicellen heen en zal dus een kortere periode van haar leven eieren kunnen leggen.

Eieren hoeven niet bevrucht te zijn om gelegd te worden. Het aantal eieren dat per week gelegd wordt is afhankelijk van het ras, de gezondheid van de hen en de voeding, maar in principe kan iedere 25 uur een ei gelegd worden. Doorgaans leggen hennen de eerste 1,5 jaar goed en wordt het daarna minder.